Deze zomer ga ik in Vlaanderen het klooster in. Hoewel, ik overnacht er en neem - naar keuze - deel aan het kloosterleven van de Norbertijner monniken, maar elke dag staat er ook een fikse wandeling op het programma. Naar een ander klooster bijvoorbeeld. Ook bezoek ik het geboortehuis van de Vlaamse schrijver Ernest Claes, bekend van de roman 'De Witte', in Zichem. Ik treed niet in; na een week ga ik weer naar huis.
Het is niet de eerste keer dat ik dit doe. Twee keer was ik al te gast bij de Benedictijnen van de Abdij van St.Willibrord in Doetinchem en een paar jaar geleden maakte ik een kloosterwandeling vanuit het gastenverblijf van de Zusters Franciscanessen in Denekamp. Het waren verrijkende ervaringen. Vooral de ontmoeting met kloosterbroeders en -zusters, mensen die hun leven wijden aan hun geloof, maar ook het a capella gezongen Gregoriaans in een kapel en de completen als afsluiting van de dag, maakten indruk. En het belangrijkste is misschien nog wel de 'onthaasting'.
Ietsisme
"Ben je dan zo gelovig?", vragen sommige mensen me als ik over mijn kloostertochten vertel. Nou, dat valt nogal mee. Zo ik iets ben, ben ik een ietsist, om maar eens op een uitspraak van de schrijver Louis Couperus te variëren ('Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar'). Een
ietsist met enige sympathie voor het
Universeel Soefisme, omdat deze beweging niet één godsdienst als de ware bestempelt.
De belangrijkste reden om zo af en toe enkele dagen het klooster in te gaan, is echter omdat daar nog ruimte is voor bezinning, terwijl buiten de wereld woedt.
Zie ook:
De Wandelmaat.