donderdag 27 september 2012

Maar iets

Jean Pierre Rawie heeft eindelijk weer een nieuwe dichtbundel uitgegeven: De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag. Wat vinden de recensenten ervan?

De Volkskrant
Erik Menkveld vindt het in de Volkskrant geen sterke comeback. "Veel loze herhalingen en rijmstoplappen, en de wijsheden komen in de buurt van tegelspreuken: 'Je moet het leven leven dat je leeft./ Geen die het voor je doet'. Maar volgens Menkveld weet Rawie hier en daar ook te treffen, zoals in een elegisch droomgedicht waarin hij weer optrekt met de in 2010 gestorven Driek van Wissen: 'Opeens blijkt hij weer opgebaard:/ mijn beste vriend een dode man'.

Dagblad van het Noorden
Joep van Ruiten is in het Dagblad van het Noorden positiever: "Het is een herhaling van zetten, zo overtuigend dat je er opnieuw van geniet". Volgens Van Ruiten heeft vooral zijn verblijf in revalidatiecentrum Beatrixoord na een hersenbloeding in 2011 Rawie weer aan het dichten gebracht. Hij klampte zich toen vast aan de poëzie van Giovanni Battista Marino (1569-1625) waar hij werk van vertaalde en ook in zijn nieuwe bundel opnam. Zelf dichtte hij: 'Ik hield mij al die maanden/ dat ik herstellend was/ alleen figuurlijk staande/ door wat ik schreef en las' (...) 'door verzen te vertalen/ die ooit een Italiaan// voor iemand had geschreven/ die misschien niet bestond/ maar waardoor ik het leven/ weer deels te dragen vond'.
  
Trouw 

In Trouw schrijft Janita Monna dat Gerrit Komrij in het werk van Rawie gedichten van een 'terminale citeerbaarheid' zag: zijn verzen bieden troost bij Grote Gebeurtenissen. Monna vindt deze bundel nog doorleefder dan vroeger werk. Ook zij refereert aan het feit dat - voor de tweede keer - de dood hem op de vingers tikte: 'Er ging iets binnen in mijn schedel stuk,/ waardoor een aantal dingen het niet doet.'
Monna: "Je voelt dat de dood ook werkelijk het enige uitzicht is - het meest in de tamelijk 'naakte' verzen die zijn eigen ziekte tot onderwerp hebben. Maar zeker ook in de gedichten over zijn moeder, een dementerende vrouw die hij jaren achtereen in het bejaardentehuis bezocht en die uiteindelijk sterft, terwijl niets om haar nog vertrouwd is: 'Of zij nog wist dat ik haar zoon/ was bleef onzeker, maar ze keek/ mij aan of ik op iemand leek." De recensente besluit met: "De perfectie waarmee hij zijn regels op maat snijdt, met nergens een lus of een knoopje of een rijm dat knelt, dwingt wel behoorlijke bewondering af."

Bovenstaande recensies stonden op 22 september jl. in de kranten. In de top-tien van de Nederlandse Literatuur is de bundel van Rawie op de dertiende plaats binnengekomen. Uitzonderlijk hoog voor een dichtbundel. Aan een tweede druk wordt gewerkt. Ik ga hem zeker kopen, want ik houd (ook) wel van vormvaste dichters. Uit Trouw neem ik alvast het volgende sonnet over:

Maar iets

Mijn moeder die haar lange laatste jaren
in een tehuis voor oude mensen sleet,
had na verloop van tijd steeds minder weet
van dingen die daarvóór haar leven waren.

Ze was haar man vergeten, lief en leed
dat zij om zijnentwille mocht ervaren,
de kinderen die zij had moeten baren
en dat ze die gevoed had en gekleed.

Alles verdween; zij ook. Het meest vertrouwde, 
wat als ons lichaam eigen is, verdwijnt,
en waar wij onze ziel voor geven zouden,

het wordt als niets. Toch hoop ik op het eind
al was het maar iets vast te kunnen houden
van wat nu nog zo onontbeerlijk schijnt.

Jean Pierre Rawie

Uit: De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag.
Bert Bakker, Amsterdam 2012
Lees hier de recensie van Guus Middag in NRC Handelsblad (klik op 'Besproken in NRC').
Hieronder draagt Jean Pierre Rawie het gedicht 'Sterfbed' voor (uit 'Onmogelijk geluk', 1992).