Vanmorgen vloog een koolmees door de openstaande ramen onze kamer binnen. Opgeschrikt door de hond en mij (die het vogeltje vergeefs in de handpalmen probeerde te sluiten), vloog het ineens op en verdween op raadselachtige wijze in de hoek bij de vleugel. Probleem was dat we de mees nergens meer zagen. Tot we ons afvroegen of zij misschien onder de gesloten klep op de snaren iets zat uit te broeden. Nadat we alle stapels boeken die erop lagen hadden weggehaald en voorzichtig de klep openden, zagen we de koolmees in een hoekje, bij de bassnaren zitten. Nu kon ik het gevederde diertje voorzichtig oppakken en naar buiten brengen. Ik zette het schier uitgeputte vogeltje op een tuintafel om bij te komen. Nog net voordat de batterij van mijn camera leeg was, kon ik onderstaande foto maken. Daarna was-ie gevlogen.
|
Bijna 'vleugellamme' koolmees komt na
piano-avontuur bij op tuintafel |
Vrolijk en vlug
Andries Hartsuiker (1903-1993), wiens canon De Wielewaal (met dudeldjo-refrein) een Nederlands volkslied is geworden, componeerde in 1942 voor de negende verjaardag van zijn zoon Ton (de latere pianist en muziekpedagoog) Vogels op de piano, zeven kleine pianostukjes. Hij illustreerde de composities (waarin vogelgeluiden van o.a. roodborstje, karekiet, tjiftjaf en fitis worden nagebootst) zelf en plaatste er gedichtjes van o.a. Guido Gezelle bij. Ik heb er een mooie facsimile-uitgave van. Toen ik na het mezenavontuur het boekje opensloeg, werd mijn vermoeden bevestigd: de koolmees had op onze vleugel zichzelf willen spelen.
|
Uit: Vogels op de piano, 7 kleine pianostukjes door Andries Hartsuiker, 1942
Facsimile-uitgave verzorgd door Broekmans & Van Poppel B.V., Amsterdam 2002
|